Onder de vrije vlag van het geknechte vaderland
Maar in dat etmaal had de
gezagvoerder op die reis, kapitein Lassche, kans gezien alle 3235 opvarenden in
veiligheid te brengen, waarvan ruim 1000 op de eveneens van het konvooi deel
uitmakende
Ruys
De Nederlandse vrachtvaarders bevoeren alle zeeën met
grondstoffen, levensmiddelen, oorlogsmaterieel, brandstof. Zij voeren in vaak
zwak of onvoldoende beschermde konvooien, of alleen, vaak onbewapend of
onvoldoende bewapend. Kapitein Prinsen van de Singkep probeerde in Engeland
afweergeschut voor zijn schip te bemachtigen - toen hij hoorde dat het er niet
was en hij onbewapend naar zee zou moeten, zei hij: "Geef me dan tenminste
zakken met stenen, dan kan ik ze stenen naar hun kop gooien." Na het eerste
oorlogsjaar werd de bewapening der vrachtvaarders beter en konden zij van zich
afslaan.
Een konvooi dat in mei 1942 uit een Britse haven naar
Moermansk uitvoer, werd zes dagen en nachten achtereen door in totaal 250 Duitse
vliegtuigen bestookt.
Britsum
bouwjaar: tonnage:
1941 7168
werf: eigenaar:
Thompson & Sons Sunderland. Stoomvaart-Mij Oostzee Amsterdam
korte historie:
Ex ' Empire Halley'.In 1942 door Nederlandse Regering aangekocht
en herdoopt in 'Pieter de Hoogh'.In 1947 naar S.M.O en herdoopt .
16-6-1959 naar Japan voor sloop.
Alleen al rond de Pieter de Hooch
vielen bij die aanvallen
70 bommen van in totaal 18.000 kilo; het Nederlandse schip vuurde tot de laatste
patroon, haalde met een van zijn laatste kogels nog een vliegtuig neer, en kreeg
toen een eresaluut met de vlag van het escorterende Britse oorlogsschip.
De Nederlandse tanker Ondina,
met graan als ballast op weg van Fremantle in Australië naar
Iran, bracht op 11 november 1942 ter hoogte van Christmas Eiland een Japanse
hulpkruiser tot zinken; bij het gevecht sneuvelde kapitein Horsman, de Ondina
werd in brand geschoten, de in de sloepen gegane bemanning werd meedogenloos
door een tweede Japanse hulpkruiser gemitrailleerd - maar toen de Jap verdwenen
was ging de bemanning weer aan boord van de zwaar slagzij makende Ondina,
slaagde erin het schip recht te krijgen en de brand te blussen, en terug te
varen naar Fremantle. De geschiedenis van de Nederlandse koopvaardij in de
oorlog kent vele van dergelijke heldhaftige daden, maar zij is er bovenal een
van vastberaden, trouwe plichtsbetrachting. Nog in de oorlog kreeg het werk van
de koopvaardij, dat in feite Nederlands belangrijkste bijdrage tot de
geallieerde oorlogsinspanning was, zijn verdiende erkenning: het waren mannen
van de koopvaardij die op uitnodiging van het prinselijk paar peet stonden bij
de doop van de op 19 januari 1943 in Ottawa geboren prinses Margriet. De
Nederlandse bijdrage tot de strijd te land is bescheiden geweest. Er woonden
ongeveer 12.000 Nederlanders in de Verenigde Staten, een goede duizend in
Canada, ongeveer 7000 in Zuid-Afrika, en de regering streefde ernaar een
belangrijk deel daarvan in militaire dienst op te roepen. Maar de
mobilisatieoproepen sorteerden weinig effect. Vele in Amerika wonende
Nederlanders gaven er de voorkeur aan dienst te nemen bij de Amerikaanse
strijdkrachten, en voor de dienst onder Nederlandse vlag meldden zich nog geen
400 man. In Canada werd een detachement gevormd dat begin 1942 veertig man
telde, in Zuid-Afrika meldden zich bij de rekrutering omtrent 700 man. Daarbij
kwam een "handjevol mannen" dat uit het bezette Nederland wist te ontsnappen en
brandde van verlangen om tegen de gehate Duitsers te strijden: men schat dat van
de misschien 10.000 Nederlanders die de gevaarlijke reis naar de vrijheid
waagden, nog geen duizend Engeland hebben bereikt. Uit de 700 militairen die na
de meidagen van 1940 erin geslaagd waren uit Nederland weg te komen, de
vrijwilligers en de uit een 25-tal landen gerekruteerde Nederlandse
dienstplichtigen werd in Engeland de Prinses Irene-brigade gevormd, die echter
nooit meer dan een goede 1500 man telde. Zij was jarenlang gelegerd in een
barakkenkamp bij Wolverhampton, moest de eerste tijd oefenen met speelgoedwapens
(wat aan werkelijke wapens werd geproduceerd had Engeland zelf hard nodig), werd
ingeschakeld bij de opleiding van de Engelse Home Guards, en pas in augustus
1944 kon zij, versterkt met 125 mariniers, deelnemen aan de strijd op het
vasteland van Europa; zij werd toen in Normandië aan land gezet en weerde zich
dapper, De geografische ligging van Nederland, op de aanvliegroutes tussen
Engeland en Duitsland, bracht mee dat de kust zwaar bewaakt en van het voorjaar
1942 af zelfs voor de Nederlanders verboden gebied werd en dat er over het
kleine land een dicht net van radarposten en Duitse vliegvelden was verspreid,
zodat de ontsnappingsweg door de lucht (anders dan in Frankrijk)
vrijwelonmogelijk werd. Voor de dapperen die weigerden de nederlaag te
aanvaarden, bleef slechts de weg overzee, vaak in minuscule bootjes, over of de
lange en welhaast even gevaarlijke weg over land naar Zwitserland of Spanje. Uit
landen als Noorwegen en Frankrijk was ontsnapping weliswaar evenzeer gevaarlijk,
maar op veel grotere schaal mogelijk. Uit Noorwegen ontkwamen ruim 50.000 jonge
Noren aan het Duitse juk, hetzij via een clandestiene maar vrij regelmatig
varende bootverbinding naar de Shetland Eilanden, hetzij over de bergen naar
Zweden. Uit onbezet Frankrijk wisten vele tienduizenden NoordAfrika of Engeland
te bereiken om zich bij de Vrije Franse Strijdkrachten van generaal de Gaulle te
voegen.
De grondslag voor die strijdmacht werd gevormd door het uit
Narvik naar Engeland overgebrachte regiment van het Vreemdelingenlegioen onder
Monclar en Koenig. In oktober 1940 vertrok het naar Frans Equatoriaal Afrika,
dat zich van Vichy had losgemaakt, en vandaar, uitgebreid met koloniale troepen,
Bretonse vrijwilligers, mariniers en spahi's, naar Eritrea, waar het met succes
tegen de Italianen streed. Op 8 april 1941 gaf de commandant van de Italiaanse
marine in de Rode Zee zich met 3500 man over aan Monclar; aan het front in Kenia
nam een uit Kameroen gekomen Frans bataljon deel aan de strijd tegen de
Italianen en hees de Franse vlag met het Lotharingse kruis boven het heroverde
fort Gondar. Hoewel de Britten generaal de Gaulle hadden erkend als
opperbevelhebber van de Vrije Franse Strijdkrachten, bleven de in Afrika en de
Britse overzeese gebiedsdelen gelegerde eenheden voor hun uitrusting en de hun
opgedragen taken ondergeschikt aan het Engelse opperbevel. Doch naarmate meer en
meer Franse overzeese gebiedsdelen zich afscheidden van Vichy en het gezag van
de Gaulle erkenden, breidden zich ook de Vrije Franse Strijdkrachten uit, zodat
zij als zelfstandige eenheden konden opereren. In Brazzaville, in Damaskus en in
Engeland werden kaderscholen voor officieren gesticht waar de broodnodige jonge
kaders voor het kersverse, gestadig wassende nieuwe Franse leger werden gevormd.
Geleidelijk kreeg dat leger ook een eigen luchtmacht. In de zomer van 1940 was
het aantal Franse vliegers en vliegtuigen in Engeland nog te klein om volledig
Franse eskaders te vormen. Er werden toen vier groepen van Franse vliegers
samengesteld, die ge‹ntegreerd werden in de RAF. Zij aan zij met Engelse,
Poolse, Tsjechische, Nederlandse en Noorse vliegers namen zij deel aan de Slag
om Engeland. In de loop van 1941 kreeg de nieuwe Franse luchtmacht gestalte:
eerst de zelfstandige groep jachtvliegtuigen "lle-de-France", daarna de tweede
groep jachtvliegtuigen " Alsace", vervolgens de groep bommenwerpers "Lorraine".
Zij namen actief deel aan de strijd in de lucht boven Libié, de Fezzan, het
Nabije Oosten en het Europese vasteland, meestal tezamen met hun kameraden van
de RAF, waarin, als in een groot circus, vliegers van vele nationaliteiten waren
opgenomen.